Leiden beleefde opnieuw een bloeiperiode in de 17e eeuw. Met de komst van vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden kreeg de wolnijverheid een nieuwe impuls.
In 1577 werden de eerste vluchtelingen naar Leiden gehaald, Zuidelijke Nederlanders die vanwege hun calvinistische geloof naar Engeland waren gevlucht. Het waren ervaren textielwerkers en ondernemers die nieuwe technieken, kapitaal en arbeid meebrachten. Er volgden nog tienduizenden Vlamingen en Walen. Later kwamen nog eens evenveel Duitse vluchtelingen naar Leiden. De wolnijverheid was hier inmiddels opgebloeid.
Nieuw bestaan in Leiden
Ook Engelse vluchtelingen, de 'pilgrims' vonden hier een tijdelijke verblijfplaats; een groot deel van de 'pilgrimfathers' reisde echter door naar Amerika. Franse geloofsvluchtelingen (Hugenoten) kwamen gedurende de hele 17e eeuw. Na het verbod op protestantisme in Frankrijk (1685) kwamen zij in grotere aantallen. Door de aanwezigheid van de Franstalige Zuidelijke Nederlanders vonden ze snel hun weg in de stad.