De skyline van Leiden rond 1900 werd bepaald door rokende schoorstenen. Door de industrialisatie was Leiden een echte fabrieksstad geworden, met meer dan alleen textielindustrie overigens.
In 1816 plaatste de Leidse fabrikant Jan van Heukelom de eerste stoommachine in de Noord-Nederlandse textielindustrie; in 1850 waren ze al heel gewoon. Kleine wolbedrijfjes maakten plaats voor moderne grote textielbedrijven als Zaalberg, Van Wijk, Clos & Leembruggen en Krantz. Binnenlandse concurrentie ondervond men van de Tilburgse wol- en de Twentse katoenfabrikanten, in het buitenland domineerde Engeland de textielmarkt.
Groeiende nijverheid
Na 1850 groeide hier ook de metaalnijverheid, met als grootste bedrijf de (Koninklijke) Nederlandse Grofsmederij (1835). De grafische nijverheid ontwikkelde zich tot een moderne industrie: denk aan Sijthof (1850) en de Rotogravure (1913).