Rembrandt van Rhijn is weliswaar de bekendste Leidse schilder, maar de Gouden Eeuw kende ook veel andere Leidse schilders van naam en faam. Jan van Goyen, Jan Lievens, Jan Steen, Gerrit Dou en Frans van Mieris zijn hiervan de bekendste.
Door de economische bloei van de stad begonnen rijke burgers kunst te verzamelen en lieten zij portretten van zichzelf maken. Burgemeester/schilder Isaac van Swanenburgh, David Bailly en Joris van Schooten waren makers van schuttersstukken en portretten. Van Goyen, Lievens en Rembrandt voerden een nieuwe generatie Leidse schilders aan. Zij kregen hun opleiding gedeeltelijk elders, maar vestigden zich wel in Leiden. Hun werk viel in de smaak bij het stadhouderlijk hof, vooral bij Constantijn Huygens, de secretaris van stadhouder Frederik Hendrik.
Schilders verlaten de stad
Na 1630 vertrokken veel schilders uit Leiden. Niet alleen omdat men in andere steden meer geld kon verdienen, ook vanwege het strenge contra-remonstrantse stadsbestuur dat andersdenkenden lastig bleef vallen. Veel schilders waren katholiek of remonstrants.